Studieteam 'Kunst in Schuytgraaf' :   LaSalle   /   Lucas Verweij   /   HW Werther
GGN-gen generator
Geheugen / Geluk / Natuur
voorwoord uitgangspunten vinex-identiteit kunst, openbare ruimte utilitaire voorz. communicatie supervisor opdrachten

Kunst, openbare ruimte en utilitaire voorzieningen

Kunst is een ruim en flexibel begrip. Onder beeldende kunst vallen zulke uiteenlopende dingen als bijvoorbeeld prehistorische grotschilderingen, een ruiterstandbeeld van een of andere belangwekkende figuur op een plein, een met beelden en schilderingen versierde kerk, Afrikaanse rituele maskers, een abstract schilderij in een museumzaal, islamitische calligrafie, een performance in een galerie of een aantal roestige staalplaten langs een snelweg. Maar, hoe divers ze ook zijn, al deze kunstvormen hebben met elkaar gemeen, dat ze verankerd zijn in een samenleving van mensen in een specifieke tijd en plaats. Kunst komt voort uit de cultuur van een samenleving en bouwt daar tegelijkertijd aan door.

In onze dynamische, heterogene, individualistische en multiculturele samenleving, waar door mode, reclame en design een meer dan bevredigend aanbod geboden wordt in schoonheid, verleiding en exclusiviteit, krijgt de kunst een ander doel. Waar beelden en ideeën (=cultuur) niet enkel plaatsgebonden zijn, maar tevens goede reproductie- en transportmiddelen tot hun beschikking hebben, zijn er veel ‘nieuwe’ invullingen van kunst mogelijk. Kunst kan plaatsvinden of gebeuren binnen verschillende ‘nieuwe’ media en podia of combinaties hiervan. Steeds vaker kiezen kunstenaars ervoor om uit het isolement van hun atelier, het museum of de galerie te komen en aansluiting te zoeken bij processen die in de samenleving plaatshebben. Kunst hecht zich steeds vaker aan allerlei andere disciplines en de grenzen tussen de verschillende disciplines en media vervagen. Maar wat blijft is dat kunst in staat moet zijn om de ideeën en beelden, die leven in een bepaalde samenleving en tijd, te reflecteren, transformeren en dissemineren.

Voor Schuytgraaf is het daarom van belang om kunst te ontwikkelen die past bij de ontwikkelingen van ónze samenleving en tijd en die tegelijkertijd aansluit bij de specifieke eisen van de openbare ruimte en identiteit van de Vinex-wijk Schuytgraaf. Kunst in Schuytgraaf betekent kunst in de openbare ruimte. Met kunst in de openbare ruimte wordt iets anders bedoeld dan kunst in een galerie, in een museum of bij iemand thuis. Dit betekent dat het idee van autonome kunstenaars die autonome dingen maken voor autonome plekken, een idee dat goed past bij het museum, voor Schuytgraaf niet bruikbaar is. Hier is het belangrijk dat de kunst zich hecht aan de gegeven context, zich koppelt aan bestaande processen en de mogelijkheid heeft zich te verbinden met andere disciplines.

Sinds de invoering van de "percentageregeling voor de decoratieve aankleding van rijksgebouwen" in 1951, ook wel de éénprocentsregeling genoemd, is in Nederland de hoeveelheid beeldende kunst bij gebouwen en in de openbare ruimte exponentieel toegenomen. Deze rijksregeling om een bepaald percentage, 1 tot 2 procent, van de bouwkosten van rijksgebouwen of de aanlegkosten van openbare werken van de overheid te besteden aan kunst, is later ook als voorbeeld gaan dienen voor gemeenten en zelfs voor bedrijven. Ook de gemeente Arnhem heeft voor de nieuwbouwwijk Schuytgraaf een budget gereserveerd voor beeldende kunst in de openbare ruimte. Het kunstbudget voor Schuytgraaf is in dit geval niet gebaseerd op de totale bouwkosten van de wijk, maar op het totale aantal woningen dat gebouwd zal worden. Er is voor Schuytgraaf ƒ100,- per woning ten behoeve van beeldende kunst in de openbare ruimte gereserveerd.

Maar wat moeten we nou precies verstaan onder die openbare ruimte, waar beeldende kunst in moet plaatsvinden? Is openbare ruimte alle restruimte tussen gebouwen, dus lege buitenruimte? Is openbare ruimte de ruimte, die in eigendom is van de overheid? Of is openbare ruimte vooral een ruimte die voor iedereen open en toegankelijk is? Wanneer we bij openbare ruimte vooral denken aan ruimtelijke of geografische aspecten, dan werkt dit met betrekking tot kunst automatisch het plekdenken en de "decoratieve aankleding" in de hand. Om hieraan te kunnen ontsnappen is het bruikbaarder om te kijken naar de functie en werking van openbare ruimte dan naar waar zij precies gesitueerd is, hoe zij eruit ziet of wie haar eigenaar is. Openbare ruimte kan dan opgevat worden als een drager van transport, overdracht en uitwisseling, van mensen, informatie en cultuur. Deze openbare ruimte heeft meer te maken met dynamische sociale processen, gebeurtenissen en momenten die overal plaats kunnen vinden en steeds van plaats kunnen veranderen, dan met een vaste statische buitenplek. Terwijl mensen vroeger naar buiten, naar vaste fysieke plaatsen (bijvoorbeeld de klassieke agora) moesten gaan om openbaar te kunnen zijn en informatie uit te kunnen wisselen, kunnen we nu zeggen dat de openbare ruimte zich naar de sociale gebeurtenissen toe beweegt. De openbare ruimte is daar, waar sociale interactie plaatsvindt. Zij is een omgeving die sociale interactie ondersteunt. En dat is precies ook de ruimte die kunst nodig heeft om te kunnen functioneren.

Kunst heeft altijd een drager of een medium nodig om zich te kunnen manifesteren. Klassieke dragers van kunst, zoals het schilderij of de sokkelsculptuur, werken bijna altijd autonoom. Dat wil zeggen dat ze niet afhankelijk zijn van de ruimtelijke context en alleen als drager van kunst functioneren, dus in geen andere dan deze functie voorzien. Klassieke kunst kan in strikte zin beschouwd worden als een niet-utilitaire voorziening. Het overgrote deel van de gecultiveerde ruimte bestaat echter uit utilitaire voorzieningen, die ruimtes, dingen en diensten beslaan. Wanneer we kunst laten verschijnen in dit utilitaire domein en koppelen aan utilitaire voorzieningen, dan krijgt zij de potentie om overal en onverwacht op te duiken. De kunst wordt dan opgeladen met extra functionaliteit, met de reeds bestaande werking van de utilitaire voorzieningen waar de kunst in verschijnt. Tegelijkertijd kan de kunst van haar kant deze utilitaire voorzieningen van nieuwe impulsen voorzien. Zo kunnen het utilitaire en het niet-utilitaire domein elkaar besmetten en verrijken. Het inbedden van kunst in de gegeven sociale, culturele of materiële context biedt een kans aan de kunst om opnieuw maatschappelijk belang te krijgen, en biedt een kans aan de samenleving om op een andere manier van kunst te kunnen profiteren.

Omdat utilitaire voorzieningen (of ze nu bestaand, gepland of nieuw te ontwikkelen zijn) deel uitmaken van complexe, multidisciplinaire, maatschappelijke processen, zijn er altijd al verschillende ontwikkelaars, uitvoerders of andere participanten gegeven. Wanneer kunst zich gaat verbinden met utilitaire voorzieningen ontstaat er een unieke situatie waarin er samenwerkingsverbanden van kunstenaars met mensen uit andere disciplines zullen ontstaan. Het is hierbij van belang om ieders eigen achtergrond en vakmanschap in te zetten en optimaal gebruik te maken van de diversiteit aan invalshoeken. Wederzijdse uitwisseling en belangenverstrengeling kunnen een verrijking van ieders visie en werkwijze opleveren en resulteren in een algehele kwalitatieve verrijking van de utilitaire voorzieningen en de beleving van de openbare ruimte.